Het vertelperspectief is een van de belangrijkste bouwstenen van een verhaal, zo hebben we allemaal geleerd op de middelbare school. Niet alleen is het een noodzakelijk narratief element, het is ook nog eens die ene factor die het verschil kan maken tussen een gemiddeld en een buitengewoon verhaal. Een auteur die dit instrument goed weet te gebruiken, die ermee speelt en ermee experimenteert als met een wetenschapsdoos, heeft altijd een stapje voor op de rest. Toch zijn er heel wat vooroordelen en zelfs onwaarheden over bepaalde perspectieven. In dit artikel zal ik de belangrijkste vertelperspectieven behandelen: de voordelen, de nadelen, wanneer ze het meest van pas komen… Misschien heb jij namelijk ook al heel lang zitten twijfelen of je nu de eerste persoon of toch maar die derde persoon moet gebruiken voor je boek. Hoe weet je nu wat het beste is? Kan je dat wel weten? Je bent in ieder geval niet alleen met het probleem! De Illustere Spelers Enigszins ervaren schrijvers en lezers zullen dit stuk waarschijnlijk overbodig vinden, maar ik denk dat het toch nuttig kan zijn om nog even alle perspectieven op een rijtje te zetten en ze één voor één kort toe te lichten. Het meest basale onderscheid wordt gemaakt tussen de eerste persoon, het zogenaamde ik-perspectief, en de derde persoon, de ‘hij’ in het verhaal. Ook binnen deze twee vertelperspectieven onderscheidt men verschillende invalshoeken. De eerste persoon Er is enerzijds de ‘vertellende ik’ en anderzijds de ‘belevende ik’. De vertellende ik is meestal in de verleden tijd geschreven: het personage kijkt terug op bepaalde gebeurtenissen en vertelt hierover zoals de meeste mensen een verhaal zouden vertellen. Hij vertelt wat hij zich herinnert, hoe hij zich toen voelde. De belevende ik is meestal in de tegenwoordige tijd geschreven. Je krijgt het verhaal te zien alsof het personage alles op hetzelfde moment meemaakt als wanneer jij het leest: het personage weet zelf nog niet wat er staat te gebeuren en laat alle indrukken over zich heen komen. Er wordt vooral getoond (in de plaats van verteld). De ik-persoon hoeft overigens niet het hoofdpersonage te zijn. Meer nog: het kan zelfs iemand zijn die nauwelijks een rol van betekenis speelt in heel het verhaal. Dat is wat ik zelf noem ‘de aanschouwende ik’ (deze term is volledig door mij verzonnen): dit personage aanschouwt de feiten, vertelt wat hij ziet en denkt, maar neemt zelf niet of heel weinig deel aan de actie. Hij kan de hoofdpersonen in dit boek wel persoonlijk kennen, en misschien kennen zij hem ook, maar in geen van beide richtingen is dat noodzakelijk. Om even een voorbeeldje te geven uit mijn eigen – beperkte – oeuvre: ik schreef eens een kortverhaal over een bejaarde vrouw die vanuit haar zetel naar buiten kijkt naar een meisje en een jongen die elkaar daar tegenkomen. In feite gaat heel het verhaal over de jongen en het meisje, wat zij doen en tegen elkaar zeggen, maar het is wel de bejaarde vrouw, de zogenaamde buitenstaander, die alles van commentaar voorziet. Het voordeel is dat je ondanks de gecreëerde afstand een persoonlijker, gekleurder en levendiger kijk op de feiten krijgt. Een mogelijke variatie op het ik-perspectief is de meervoudsvorm, het ‘wij-perspectief’. In feite is het principe hetzelfde, alleen bestaat de verteller uit meer dan één persoon. Bij mijn weten wordt dit niet heel frequent gedaan. Het duidelijkste voorbeeld dat ik ken is De Valeriusmoorden van Paul Kustermans. De derde persoon De derde persoon wordt vaak als dezelfde aanzien, maar er is een cruciaal verschil tussen de personele verteller en het auctorieel vertelstandpunt. Deze worden door minder ervaren schrijvers vaak door elkaar gebruikt. De personele verteller is eigenlijk vergelijkbaar met het ik-perspectief, met het verschil dat de personele verteller de derde persoon gebruikt en dat dus niet het personage zelf aan het woord is. Je kan het zien als een onafhankelijk iemand die op de schouder van het personage meekijkt: hij ziet alles wat hij doet en zegt, maar beschikt ook over de vaardigheid om in diens hoofd te kijken en zijn gevoelens/gedachten aan de lezer over te brengen. Belangrijk – dit wordt weleens fout gedaan- is dat er enkel gefocust wordt op dit ene personage. Over de andere personages weet de verteller niks. De auctoriële verteller daarentegen waant zich een soort God die over de wereld neerkijkt en over alles en iedereen iets lijkt te weten. Dit is het meest afstandelijke perspectief, maar is ook het minst beperkende. De focus ligt hier vooral op de handelingen van de personages, maar evengoed kan er in hun hoofd gekeken worden. Daarbij kan je het verhaal ook even onderbreken om je, als de aanwezige verteller die je bent, persoonlijk tot de lezer te richten en commentaar te geven zoals “dat had hij beter niet kunnen doen”. Je kunt dus informatie geven die je personages zelf (nog) niet weten. De tweede persoon De tweede persoon is de meest zeldzame van alle perspectieven. Je komt hem zelden tegen in boeken, maar in sommige verhalen kan hij wel degelijk een meerwaarde bieden. Door zowel schrijver als lezer wordt hij wel eens als mysterieus beschouwd. In feite wordt de lezer aangesproken en waant die zich een personage in het verhaal – jij doet, zegt, voelt. Keuzestress Met al die verschillende perspectieven zou onze postmoderne ik weleens keuzestress kunnen krijgen. Wanneer gebruik je nu welk perspectief? Allereerst wil ik benadrukken dat er geen universele wetten bestaan over welk vertelstandpunt in welke situatie het meest toepasselijk is. Het zal altijd een kwestie zijn van persoonlijk aanvoelen. Hoe kan mijn verhaal het best tot zijn recht komen? Ik denk ook dat er meerdere perspectieven mogelijk zijn voor hetzelfde verhaal, zonder dat het resultaat beter of slechter is. Het zal echter altijd wel een andere aanpak vereisen en het is vooral daar dat het vaak fout loopt: je moet het vertelperspectief op de juiste manier gebruiken. Wanneer de ik-persoon? Voordelen We kunnen ons allemaal wel inbeelden wat de voordelen zijn. Met de ik-persoon krijg je een rechtstreekse inkijk in het hoofd van het personage, waardoor je doorgaans een heel persoonlijk en levendig verhaal krijgt. Als lezer is het daarom doorgaans – niet altijd dus- makkelijker om je te identificeren met dit personage. Die subjectieve kijk op de feiten brengt echter ook nog een ander voordeel met zich mee: je kan de lezer goed bij de neus nemen. Dan hebben we te maken met een zogenaamde onbetrouwbare verteller. Weten we immers wel zeker of de ik-persoon wel de waarheid vertelt? Misschien houdt hij dingen achter, verbloemt hij bepaalde zaken of stelt hij andere zaken slechter/dramatischer voor dan ze in werkelijkheid zijn. Zo kan de lezer voortdurend op het verkeerde spoor gebracht worden. Ideaal voor thrillers! Moeilijkheden Ik heb wel eens horen zeggen dat het ik-personage een ‘makkelijker’ of zelfs ‘minder professioneel’ perspectief is. Volgens sommigen zouden de meeste beginnende schrijvers daarom in de ik-persoon schrijven. Ten eerste is er geen statistisch bewijs dat startende schrijvers inderdaad meestal met de ik-persoon beginnen – mijn eigen eerste verhaal was in de derde persoon geschreven – en ten tweede is het ook gewoon helemaal niet waar! De moeilijkheid van het ik-perspectief wordt vaak onderschat. Criticasters zullen zeggen dat het een makkelijke manier is om je in je personage in te leven. Dat is echter net de moeilijkheid naar mijn idee! Elk personage heeft zijn eigen unieke stem. Zijn persoonlijkheid wordt gevormd door enerzijds zijn genen en anderzijds door zijn ervaringen in het leven. Zijn stem hangt dus af van zijn persoonlijkheid. Zijn visie op de feiten zal dan ook verschillen van de visie van een ander personage. Daarom zal het ene personage heel diep ingaan op een bepaald iets, terwijl het andere personage er nauwelijks aandacht aan besteedt of het zelfs helemaal niet opmerkt. Stel dat je personage bijvoorbeeld een chagrijnige brompot is: is het dan niet een beetje vreemd om hem in duizend geuren en kleuren een zonsondergang te laten beschrijven? Stel dat je personage een hopeloze romanticus met een scherp oog voor schoonheid is, dan voelt dat veel natuurlijker aan. Als schrijver zal je dus niet zomaar alles kunnen zeggen wat je wilt, want je bent altijd gebonden aan de persoonlijkheid en de kennis van het personage. Dat kan enigszins beperkend zijn. Als je bijvoorbeeld historische fictie schrijft, is het des te belangrijker dat je rekening houdt met de standplaatsgebondenheid van je personages. Wij hebben natuurlijk het voordeel dat we de geschiedenis al kennen, maar het personage zit er middenin en zal bepaalde ontwikkelingen/gedachten die wij met onze moderne blik ondertussen als vanzelfsprekend beschouwen, niet kunnen voorzien. Je personage is immers ook maar een product van zijn eigen tijd en zijn eigen geografische streek. Wie meerdere boeken van dezelfde schrijver leest, dreigt bovendien steeds dezelfde stem tegen te komen ondanks het feit dat het om een ander verhaal en vooral om een ander personage gaat. De moeilijkheid van het ik-perspectief is daarom om je eigen schrijfstem uit te schakelen, als het ware los te koppelen van jezelf. Betekent dat daarom dat je geen historische fictie mag schrijven in de eerste persoon? Natuurlijk wel! Het vergt alleen wat meer aandacht, maar aan de andere kant is het vooral ook een fantastische uitdaging. Wanneer de derde persoon? Voordelen Het grote verschil met het ik-perspectief is dat je iets meer afstand van je personage kan nemen. Dat is vooral makkelijk als het om types gaat die ver van je eigen leefwereld afstaan. Ik noem maar wat: een psychopaat, iemand met mentale of fysieke ziekte/afwijking/stoornis, iemand met een andere etnische achtergrond of een andere geaardheid, iemand met een beroep dat je niet goed kent… Als schrijver wil je misschien niet het risico lopen dat je deze personen een verkeerde stem geeft, waardoor die zich eventueel beledigd zouden voelen. In die zin is het dus altijd makkelijker om wat meer afstand te creëren en je personages in de hij-toestand te beschrijven. Het hoeft natuurlijk niet per se: je kan altijd de uitdaging aangaan om toch in de ik-persoon te schrijven. Bovendien sta je ook los van het zichtveld van je personage, wat meer ruimte biedt voor beschrijvingen van kleine details in de omgeving waar een normaal mens in de dagelijkse omgang doorgaans niet op let. Stel dat er bijvoorbeeld een spin kruipt in de hoek van de kamer, maar het personage ziet dit niet, kun je dit alsnog gebruiken als sfeerbeschrijving. Dat is bijvoorbeeld handig voor een fantasy: op die manier kan je de wereld uitleggen zonder dat het personage informatie moet geven die voor hem net heel normaal is. Of meer nog: je kan een gebeurtenis beschrijven nog vóór het personage het zelf weet. Bijvoorbeeld: je schrijft hoe een man in bivakmuts je hoofdpersoon achter zijn rug nadert. Hij komt steeds dichter en dichterbij, maar het personage weet het zelf nog niet, waardoor je tegen hem wil schreeuwen ‘draai je toch verdomme om!’ Dat zorgt voor spanning. Nog een specifiek geval waarin de derde persoon vaak handiger is: het beschrijven van de dood. Je bent misschien zelf al eens tegen de situatie aangelopen waarin je personage doodgaat. Als je in de ik-persoon schrijft, is het nogal vreemd om te zeggen “ik ga dood”. Natuurlijk ben ik zelf geen ervaringsdeskundige omdat ik zelf nog niet dood ben gegaan, maar het hele ding aan doodgaan is volgens mij dat je het niet kan zeggen – je bent er immers niet meer. Tenzij je bewust gaat voor een dode verteller, wat ook een toffe invalshoek kan zijn, komt het dus nogal ongeloofwaardig over om je ik-personage zijn eigen dood te laten beschrijven. Met de derde persoon heb je dat probleem veel minder, omdat je de hele situatie vanuit een onafhankelijke positie bekijkt. Ook als je voor meervoudige perspectieven gaat, is het doorgaans makkelijker om dat in de derde persoon te doen. Dan loop je namelijk minder het risico dat de stemmen van de personages te opvallend op elkaar lijken. Moeilijkheden De moeilijkheden zijn eigenlijk net een gevolg van de voordelen: je dreigt soms té veel afstand te creëren, waardoor de lezer zich moeilijker kan identificeren met het personage. Voor minder ervaren schrijvers kan het daarenboven soms moeilijker zijn om emoties op een goede manier over te brengen, omdat je geen beroep kan doen op de rechtstreekse gedachten. Bovendien wordt er, zoals ik al eerder zei, soms onbewust gewisseld tussen het personele vertelstandpunt en het auctoriële standpunt. Zulke schrijftechnische fouten zijn dus altijd een risico, iets wat je bij het ik-standpunt minder hebt. Conclusie Er zijn tijdloze klassiekers (in wording) geschreven in zowel de eerste als de derde persoon. Het is een groot misverstand dat het ene perspectief béter is dan het andere. Alles hangt af van het verhaal dat je wilt brengen en vooral op welke manier je dat wilt doen. Sommige mensen zweren altijd bij de eerste persoon, terwijl anderen altijd naar de derde persoon neigen. Dat is ook oké. Het belangrijkste is misschien wel dat jij je er als schrijver goed bij voelt. Beau
0 Reacties
Laat een antwoord achter. |
CategorieënArchieven
Juli 2019
twitter
goodreads |